Bemesten met dierlijke mest is landbouwkundig en economisch gezien een interessante optie. De variërende en ongekende nutriënteninhoud van drijfmest zorgt er echter voor dat het een uitdaging is om de optimale dosis te berekenen om elk perceel van de gewenste hoeveelheid stikstof en fosfor te voorzien. Het nutriëntengehalte van drijfmest hangt immers niet alleen af van de mestsoort, maar ook tussen bedrijven en zelfs tussen verschillende ladingen van eenzelfde bedrijf kunnen er grote verschillen zijn. Om de bemestingsnorm of het bemestingsadvies zo goed mogelijk in te vullen, maximaal gebruik makend van dierlijke mest, zou de nutriënteninhoud eigenlijk op voorhand gekend moeten zijn.
Analyse van een putstaal geeft meer bedrijfsspecifieke informatie dan forfaitaire waarden. Bij het leegrijden van een put wordt er echter ook aanzienlijke variatie waargenomen in de samenstelling van de verschillende ladingen. Om hier goed zicht op te krijgen, zou men een staal moeten nemen van elke tank. Dit is mogelijk door gebruik te maken van een bemonsteringsapparaat (vb. zijbuis). Het grote nadeel hiervan is echter de tijd nodig voor transport van de stalen naar het labo en de analyse. Hierdoor zijn de laboresultaten pas 1-2 weken na het uitrijden gekend, wat uiteraard te laat is om de dosis nog aan te passen. Bovendien wordt een relatief klein staal verondersteld representatief te zijn voor een hele lading. NIRS-technologie biedt hier een interessant alternatief: de snelle, contactloze metingen laten toe om zeer veel metingen uit te voeren tijdens het laden of uitrijden, en de resultaten zijn onmiddellijk beschikbaar. Op basis van deze metingen kan er dus meer oordeelkundig bemest worden door de dosis reeds tijdens het uitrijden aan te passen aan de samenstelling van de mest.
NIRS-technologie
NIRS is de afkorting van Nabij InfraRood Spectroscopie, en wordt gebruikt om aan te duiden dat licht opgemeten wordt tussen het zichtbaar licht en de infrarode straling of warmtestraling. Net als het zichtbaar licht bestaat deze NIR-straling uit elektromagnetische golven met een specifieke golflengte. In het geval van zichtbaar licht hangt de golflengte samen met de kleur: blauw licht heeft bijvoorbeeld een kortere golflengte dan rood licht. De golflengte van NIR-straling is echter langer dan deze van zichtbaar licht, waardoor het onzichtbaar is voor het menselijk oog. Als licht inschijnt op (biologisch) materiaal, dan wordt een deel van de lichtenergie geabsorbeerd door de chemische verbindingen in het materiaal. Elke golflengte hangt samen met een specifieke energie-inhoud. Als deze overeenkomt met de energie ‘gevraagd’ door een chemische binding, dan kan het licht geabsorbeerd worden. Door over een breder bereik van golflengtes te scannen, verkrijgt men een spectrum dat specifieke signaturen bevat van de aanwezige chemische verbindingen. In geval van drijfmest kunnen dit bijvoorbeeld stikstof- en fosforverbindingen zijn, maar ook de organische stof en ammoniumverbindingen.
Predictiemodellen
NIRS is een indirecte methode, omdat ze het stikstof- en fosforgehalte in de mest niet rechtstreeks meet. Om de informatie over het stikstof- en fosforgehalte uit de opgemeten spectra te halen, zijn kalibratiemodellen nodig. Om een dergelijk kalibratiemodel op te stellen wordt er eerst van een grote set stalen zowel het NIR-spectrum opgemeten, alsook een klassieke labo-analyse gedaan. Dan wordt er een statistisch model opgesteld om de referentiewaarden van het labo te koppelen aan de gemeten spectra. Eens dit model gebouwd en gevalideerd is, kan het dan gebruikt worden om het stikstof- of fosfor-gehalte van nieuwe, ongekende meststalen te bepalen.
Precisiebemesting
Een NIRS-sensor monteren op een uitrijvoertuig opent mogelijkheden om preciezer te bemesten met dierlijke mest. Door de continue metingen weet je hoeveel stikstof en fosfor waar op het veld is terechtgekomen. Dit laat toe om achteraf in de 2e fractie doelgericht bij te bemesten met kunstmest. Anderzijds kan er ook gestuurd worden op basis van de NIRS-metingen. Dan wordt er niet alleen continu gemeten wat het stikstof- en fosforgehalte van de mest is, maar wordt tijdens het uitrijden ook de dosering continu hieraan aangepast. Ze wordt op elke plaats de gewenste hoeveelheid nutriënten toegediend. Dit kan een uniforme hoeveelheid per perceel zijn, maar kan ook variabel op basis van managementzones die rekening houden met variatie in de bodem (Zie bodemvariabiliteit) en taakkaarten.